maandag 1 november 2010

Mama

(De moeder van Henriët woont in een zorgappartement. Ze heeft Parkinson en haar werkgeheugen en kortetermijngeheugen zijn aangetast. Vorige maand overleed haar man. Dat kan ze maar moeilijk onthouden. Ze is regelmatig even ‘de weg kwijt’.)

Vrijdagmiddag drie uur. De telefoon gaat.
“Hallo, met Henriët.”
Bijna fluisterend: “Met mama.”
H: “Hoi, hoe gaat het vandaag?”
M (heel zachtjes en langzaam): “Wat moet ik nou doen? Ik kom hier net binnen en er is helemaal niemand, wat moet ik nou doen?”
H: “Ben je bij de kapper geweest?”
M: “Ja, ik kom net terug, maar er is helemaal niemand. Ik weet niet wat ik nou moet doen.”
H: “Ga lekker even zitten. Ben je voor een permanent geweest?”
M: “Nee, voor een watergolf. Of nee, toch een permanent. Ik heb een bonnetje gekregen want ik had geen geld bij me. Het was 59 euro.”
H: “Er zat geld in je portemonneetje.”
M: “Oh, maar ik had geen tas bij me.”
H: “Nee, als je geen tas bij je hebt, dan heb je ook geen geld. Leg het bonnetje maar op tafel bij de post.”
M: “Nee, ik leg het op de televisietafel. Daar ligt een groene presse papier van papa. Daar leg ik het onder.”
H: “Oké dan. Heb je al thee op?”
M: “Nee.”
H: “Dan ga je lekker een kopje thee zetten en je krantje lezen, of de Libelle.”
M: “Ik moet de krant nog halen. Dat kan ik wel even doen.”
H: “Dan zet je vast theewater op in de waterkoker en ga je intussen de krant halen.” (Zodra ze het zegt weet ze dat het te moeilijk is.)
M: “Ik kan toch niet weglopen als de waterkoker aanstaat?” (Precies!)
H: “Ga dan eerst de krant halen en dan zet je thee als je terugkomt.”

Kwart voor vier. De telefoon.
H (op vriendelijke toon): “Hallo, daar ben je weer.”
M: “Daar ben ik weer.”
H: “Heb je al een kopje thee?”
M: “Nee, ik wilde je even zeggen wat voor post er is. Maar ik maak ze niet open.”
H: “Laat maar horen.”
M: “Even m’n bril opzetten. Een brief voor mij van de belastingdienst. En een brief van de Sociale Verzekeringsbank, ook voor mij. En een van de zorgpremie, ook voor mij. Maar ik maak ze niet open hoor.”
H: “Dat is goed, leg ze maar op tafel, dan zie ik het woensdag wel.”
M: “Kom je pas woensdag? Da’s nog bijna een hele week.”
H: “Nou, dat valt wel mee. Het is vandaag vrijdag en ik ben gisteren geweest én eergisteren.”
M: “Kom je morgen dan?”
H: “Nee, morgen kom ik niet. Ik kom één keer in de week, soms twee keer. Morgen niet. Dan heb je een rustig dagje alleen.”
M: “Oh, nou ik zal het wel redden. Moeten we zondag naar Hanna?”
H: “Nee, Hanna komt zondag naar u. Volgende week gaan we allemaal naar Hanna.”
M: “Dus je komt vandaag ook niet meer? Ik heb wel boodschappen nodig.”
H: “Ik heb boodschappen gehaald. Er is brood, boter en beleg, er is koffie, thee en melk en er zijn koekjes. Alles wat je de komende dagen nodig hebt, is er.” (Warm eten doet ze in het restaurant.)
M: “Maar de bloemen moeten weggegooid.”
H: “Dat kan je nog wel zelf. Daar kan ik niet speciaal voor komen van Tilburg naar Etten.”
M: “Nee, dat is ook zo.”
H: “Ga maar lekker een kopje thee zetten en een beetje lezen.”
M: “Dus je komt niet?”
H: “Nee, ik kom nu niet. Ik moet soms ook nog wat andere dingen doen. Ik ben de vloer aan het doen en Paul is aan het schilderen. Elke dag komen gaat natuurlijk niet.”
M: “Nee lieverd, dat snap ik wel. Ik wil je niet dwingen. Sorry dat ik je gestoord heb.”
H: “Je stoort niet hoor. Je mag altijd bellen, zomaar voor een praatje of als je het even niet meer weet. Al is het tien keer per dag. We zijn er natuurlijk niet altijd, maar dat merk je dan wel. Bel maar hoor, ik ben tenslotte je dochter.”
M: “Oké, dan ga ik nu maar thee zetten. We bellen wel hoor. Bel je me vanavond anders nog even?”
H: “Dat is goed, ik bel vanavond nog even.”
M: “Daaag, sorry voor het storen.”
H: “Je stoort niet hoor. Daaag! Tot vanavond.”

1 opmerking:

  1. Zo aandoenlijk, ook zo herkenbaar. Wat een mooie blog!! Chapeau.
    Groet,
    Jelts

    BeantwoordenVerwijderen