vrijdag 10 april 2015

Joyce

Een kort verhaal
Ze is de straat nog niet uit of haar telefoon gaat. Verdomme. Auto aan de kant of al rijdend opnemen? Aan de kant dan maar. Onbekend nummer. ‘Ja, met Joyce, goedemorgen.’
‘Dag Joyce, zal ik jou vanavond eens lekker komen verwennen?’, een donkerbruine stem.  Ze rilt onwillekeurig.
‘Wie is dit, wat ben jij voor eikel?’, vraagt ze geërgerd.
‘Ja meisje, dat zou jij wel graag willen weten zeker?’
‘Dat zou ik wel willen weten ja. Rot op man.’ Ze drukt de telefoon uit en mikt hem op de passagiersstoel. ‘Klojo.’

Het is druk op de A2, maar om half elf rijdt ze Den Bosch binnen en een kwartier later zit ze achter de balie van het Noordbrabants Museum. Drie keer per week, een hele dag. Leuk werk, vindt ze. Je komt er allerlei aardige lui tegen en soms een paar zeikerds die korting willen maar geen museumkaart hebben. Of van die types, meestal oudere mannen, die opmerkingen maken in de trant van: ‘Zo, door u zou ik wel gegidst willen worden vanmorgen.’ Ze blijft altijd zakelijk en beleefd, maar kan die ouwe knarren soms wel schieten.
Om elf uur gaat de deur open en stromen de eerste bezoekers binnen. Er zijn sinds deze week twee nieuwe exposities: Dutch Design en contemporaine kunst. En de vaste Brabant-collectie trekt ook behoorlijk wat volk.
Nou, liever druk dan niks te doen, denkt ze.
Margje, haar collega, heeft een schoolklas weg te werken en moet praten als brugman om de jongelui te overtuigen hun rugzakken in de kluisjes te stoppen omdat ze er anders echt niet in mogen. ‘En m’n mobiel, mag die wel mee?’, vraagt een pukkelige slungel van een jaar of vijftien.
‘Ja, dat mag. Maar geen selfiesticks.’ Mopperend lopen de havisten achter hun leraar aan naar de kluisjes.
De eerste uren vliegen voorbij. Om half twee gaat Joyce even buiten op de binnenplaats zitten. De zon zit achter de wolken, maar het is er heerlijk. Lekker een boterham en een online-krantje. Na vijf minuten steekt Margje haar hoofd om de deur: ‘Joyce, telefoon voor je. Ik denk dat het je pa is. Hij zegt dat ie je mobiele nummer even niet bij de hand heeft.’
‘Ik kom eraan’, zegt ze en klopt de broodkruimels van haar witte jeans. Binnen neemt ze op: ‘Pap, ben jij dat?’
‘Nee schatje, ik ben het. Je verwenner.’ Weer die donkere stem. Ze schrikt ervan en moet zich beheersen om niet uit te vallen. Er staan tenslotte bezoekers voor de balie. Met een hoogrode kleur hangt ze op. Margje ziet het en vraagt: ‘Wat is er, was het niet je pa?’
‘Nee, ik vertel het straks wel.’
De meiden werken tot vijf uur door en gaan dan wat eten in een restaurantje aan de Binnendieze.
Als Margje ernaar vraagt, vertelt Joyce van de twee telefoontjes die dag. Ze was het alweer vergeten en zit er eigenlijk niet zo mee. Gewoon een gek. What’s new?
‘Nee joh’, zegt Margje, ‘je moet de politie bellen hoor. Dit is niet normaal. Hij weet dus gewoon waar je werkt. Ken je die stem echt niet?’
‘Nee, geen idee.’
Joyce belooft de volgende ochtend naar het politiebureau te gaan. Kan makkelijk voordat ze op haar werk moet zijn.

Om negen uur staat ze aan de balie van het politiebureau.
‘Sorry mevrouw, maar voor een aangifte moet u een afspraak maken.’ De vrouwelijke agent is vriendelijk maar beslist. ‘U kunt ook online aangifte doen.’
‘Nou, ik weet niet of ik aangifte wil doen. Ik wil gewoon praten over iets wat me is overkomen en wat niet goed voelt.’
‘Aha. We kunnen ook een afspraak bij u thuis maken op een rustig moment. Is dat wat?’
‘Ja, dat is misschien wel fijner.’
Joyce en de agente spreken af voor de volgende avond. De agente stelt zich voor als Marlies en zegt dat ze zelf komt, samen met een collega. ‘Wij werken altijd in teams als we op huisbezoek gaan.’
Joyce vindt het prima.

Om acht uur ’s avonds gaat de bel. Joyce doet open en laat Marlies en haar collega binnen. ‘Dit is John, mijn collega. Hij komt van bureau Rotterdam en werkt sinds vorige maand in Brabant.’ Joyce schudt handen en gaat de twee voor naar de woonkamer. Ze gaan aan tafel zitten. De agenten leggen hun petten op tafel en juist dan gaat Marlies’ telefoon.
Na een kort gesprekje verontschuldigt zij zich: ‘Sorry Joyce, ik moet meteen weg. Noodgeval. John neemt het van me over.’
Joyce laat Marlies uit en gaat weer aan tafel zitten.
‘Zal ik dan maar van wal steken?’, probeert ze luchtigjes.
‘Ja schatje, vertel jij maar eens waarmee ik je kan helpen.’