maandag 22 september 2014

Waterzakken

Ik ben helaas uit mijn duikpak gegroeid. Dat betekent dus op zoek naar een nieuw pak en dat is dan weer leuk. Tijdens zo’n zoektocht op internet valt er heel wat te beleven en gelukkig ook te lachen. Of te huilen. Als ik me een tweede helaas mag permitteren: er zijn nog steeds internetondernemers die niet schromen Google Translate of een andere automatische vertaalfunctie te gebruiken. En dan gaat het goed mis.
Enfin, voor duikpakken ben ik een fan van het merk Mares – en dan met name de dameslijn. Dat noemen ze bij Mares She Dives. Een logische keuze. Voor de Flexa 8 millimeter resulteert dat al in de eerste regel in de fijne vertaling: ‘Merries Flexa 8.6.5 mm ze duiken’. Wat die paarden daar doen is me een raadsel en dat ze duiken geloof ik gewoon niet.

Nog wat mooie staaltjes kromspraak volgen na deze prachtige paardenintro. ‘(…) The Flexa past bij zijn het resultaat van een poging die bedoeld om te verkrijgen van de meest uiteenlopende combinatie van stoomboot, shorty en vest met slechts 5 items. (…)’ Ah, een stoomboot. Zijn we al in Sinterklaassferen of mis ik iets? Voor de niet-duiker: een steamer is gewoon een volledig duikpak met lange mouwen en idem pijpen. Een pak dus, dat je lekker warm houdt. Stomend warm bijna. :) Verder komen we in het artikel nog wat ‘dikte families’ tegen, ‘rits trekken met geïntegreerde fluitje’, ‘terug en voorzijde ritsen’ etc. etc. Ook de waterzakken fascineerden mij in: ‘Extra bescherming voor beter comfort wanneer duiken en ook minder lege ruimten voor verontrustende water zakken. ’Thuis noemden wij glazige piepers altijd waterzakken, maar ik neem aan dat er geen verontrustende aardappelen in de lege ruimten van het pak huizen. Gelukkig is onze kennis van het Engels nog voldoende om de ‘water pockets’ uit de oorspronkelijke tekst te herkennen. En dat zijn geen waterzakken en ook geen waterpokken!
Vooruit, ik doe er nog eentje omdat ie zo leuk is: ‘Terug en voorzijde ritsen met huid-op-huid rits zeehonden voor een superieure water barrière.’ Behalve duikende merries en stoomboten doen er ook zeehonden mee. Of zou je ‘seals’ misschien nog anders kunnen vertalen?? Verder weet deze website het zeker: ‘geen detail is over het hoofd gezien’ in de samenstelling van dit duikpak. Behalve bij de vertaling dan. Daar hebben we een paar details laten liggen.Voor wie geïnteresseerd is in de rest van de specificaties van dit sublieme duikpak: http://www.duikshoponline.nl/duikpakken/mares-flexa-865-mm-she-dives.html. Veel plezier ermee.

PS: elke suggestie dat ik door Mares gecompenseerd word voor deze reclame-uiting werp ik verre van mij :) If only ...

vrijdag 11 juli 2014

La Douce



Jarret de porc, hmmmm
Foto: Hedwig Suurmeijer

Onlangs waren we in Bretagne. Frankrijk is een fijn land. Bijna alle streken zijn mooi of hebben wel iets. De Fransen kunnen erg aardig zijn zoals wij merkten in Caen, waar wij – geheel bewust van de plek waar wij ons bevonden – met een plattegrondje in de hand vriendelijk werden aangesproken door een Caenaän/Caenees/Caenaer (?) die vroeg of wij de weg kwijt waren. Waren we niet, maar toch heel sympa van hem. Menig Nederlander grapt graag ‘Rare jongens, die Fransen’. Dat zal ik niet doen. Ik zal niet zeuren over ganzenlever of tripes. Moet je als Hollander gewoon niet bestellen. Het eerste niet omdat het onfatsoenlijk is als je dit anno nu nog durft, het tweede niet omdat wij dat doorgaans te goor voor woorden vinden. 
Na een lange, vermoeiende dag besloten wij in het gehucht van onze keuze bij de plaatselijk goed bekend staande campingbistro (er was maar één eetgelegenheid open) iets te eten. Veel mossels op de kaart, maar helaas blieven wij dat allebei niet. Da’s jammer, want het ziet er altijd zo gezellig uit. Enfin, een faux filet voor mijn partner en een jarret de porc pour moi. Navraag bij de kok overtuigde mij ervan dat ik een schouderkarbonaadje bestelde. Helaas was mijn Frans nèt niet goed genoeg om te voorkomen dat er een hele varkensschouder arriveerde. Met een stalen gezicht heb ik daar de magere stukjes vlees uit gepeuterd. Niet echt iets om nog een keer te doen.
Qua etenstijden moet je als toerist geen spatjes hebben.Tussen pakweg half drie en zeven uur is er nergens een fatsoenlijke hap te krijgen. Da’s economisch gezien niet heel slim van de Fransen. Na een boottocht langs de Sept Îles hadden zowat alle 200 passagiers trek in iets te eten. Maar meer dan een ijsje of een in de magnetron opgewarmde crêpe was er niet. Er werd zonder enige schaamte ‘nee’ verkocht. Dat moet daar zowat dagelijks gebeuren. Kan me voorstellen dat het rendabel wordt de kok maar niet naar huis te sturen tussen drie en zeven.


Het verkeer is een verhaal apart. Heb je geen voorrang, dan zeggen de Franse verkeersborden dat zó: vous n’avez pas la priorité, priorité à droite of cédez le passage. In alle andere gevallen mag je het zelf uitzoeken. De regel lijkt dan: verkeer op de hoofdweg heeft voorrang, maar dat is maar afhankelijk van welke Fransoos er de hoek om komt. Als wandelaar kom je best aan je trekken. Het stikt er van de randonnées die ze ook balades, sentiers, circuits of chemins noemen. Da’s voor het gemak van de buitenlanders. Die wandelpaden zijn niet fijn bewegwijzerd. Het begint vaak goed, maar ergens na een kilometer of wat verdwijnen de borden of paaltjes of wijzen ze een kant op die niet kan kloppen. Soms is er een halverwege afgesloten met de opmerking: Passage interdit, danger de mort. Daar zou beter stik de moord kunnen staan, want hoe je dan verder moet … inderdaad, dat mag je zelf uitzoeken. 
De. Taal. Is. Niet. Makkelijk. When in Rome etc. Dus moeten wij natuurlijk eigenlijk ons verrotte best doen om in ons allermooiste schoolfrans onze dingetjes te doen. Dat gaat best redelijk (met uitzondering van de varkensschouder). Maar toch. De hele wereld doet moeite om een gegidste tocht in minstens twee talen aan te bieden. Zo niet les Français. Als gids tweeënhalf uur volcontinu Frans ratelen op een zeer toeristisch boottripje vind ik wel zo’n beetje de grootste minachting van je gasten.
Maar … we houden nog steeds van Frankrijk.

maandag 9 juni 2014

Flutboeken

Na bijna vierhonderd van de achthonderd pagina’s mikte ik het doodsaaie The Goldfinch van Donna Tartt aan de kant. Niet om door te komen. Waarom mevrouw Tartt hiervoor de Pulitzer heeft gekregen is mij een raadsel. Ik lees Engelse boeken altijd in het Engels omdat ik anders afgeleid word door de vertaling. Daar kan het dus niet aan liggen.

Omdat ik zin had in een boek met wat meer vaart, pakte ik het vers gekochte Whiskey Beach van Nora Roberts uit de boekenkast. Een Sunday Times bestseller met lovende woorden van Stephen King en The Washington Post. Dat beloofde veel goeds. Mijn God, wat een draak. In een notendop: ooit trendy en stoere maar nu sneue, getergde en onterecht van moord verdachte crime lawyer vertrekt naar het oude familiehuis aan de kust om bij te komen van het afgelopen jaar. Daar ontmoet hij het mooie, alles kunnende vrouwtje dat hem op rolbevestigende wijze vertroetelt met zorg, eten en drinken en vooral veel begrip en aandacht. Mag ik even een teiltje graag? Deze onmogelijke vrouw verzorgt yogaklasjes, geeft massages, is driesterrenkok, werkt op vrijdagavond in het lokale café, poetst meerdere huizen in het dorp, maakt sieraden en zorgt voor alle mensen en dieren in haar omgeving die wel een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Daarbij is ze uiteraard prachtig mooi met groene ogen, lange krullen, een slank lijntje – en doet ze, hoe kan het anders, aan hardlopen op het strand. Het teiltje wordt te klein. Nora Roberts voorziet dit stel van een flinterdunne verhaallijn en laat de twee hoofdpersonen de boel vollullen met onwaarschijnlijke dialogen die in de Boeketreeks niet zouden misstaan. De seksscènes zijn om te huilen. Doe het dan niet, zou ik adviseren. Het hoeft niet per se wat mij betreft, seks in een thriller (nou ja!). Maar áls je het dan doet, dan wil ik me niet ergeren aan de brave Boeketsfeer. “Het licht stroomde als vloeibaar goud over haar ranke lichaam.” Of wat vinden we van: “Langzaam nu, langzaam, opstijgend als stoom, vallend als water, drijvend op dikke, natte wolken van plezier.” Bent u er nog? Ik heb het maar even vrij vertaald, maar er is echt niks mooiers van te maken.

Nu begrijp ik wel dat kritiek leveren een stuk makkelijker is dan zelf een mooi, spannend of anderszins geslaagd boek schrijven. Maar ik hoop dat er in de toekomst wat kritischer geoordeeld wordt voordat boeken a) uitgegeven worden en b) overstelpt worden met loftuitingen – al dan niet in de vorm van prijzen of recensies. Dat scheelt mij toch weer menig tientje en een boel ergernis.
Ik ga proberen The Goldfinch uit te lezen, maar wat Ms Tartt in achthonderd pagina’s doet, had wat mij betreft ook in driehonderd gemogen. Wie heeft er nog een goede leestip?

dinsdag 4 februari 2014

Knikkers

Gisteravond ging bij mij het licht uit. Figuurlijk dan. Journalistiek Nederland is volgens mij van God los. Wanneer het achtuurjournaal de knikkers van Anne Frank nieuwswaardig vindt, nee erger nog, de knikkers van Anne Frank tot belangrijkste nieuwsitem verheft, dan geef ik het op. Ik heb niks tegen Anne Frank, want dat mag niet. Dan krijg je naast Leon de Winter de rest van de Anne Frank-fans op je dak. Maar ik heb ook niks mét Anne Frank. Voor mij is ze een Joods meisje dat treurig genoeg de oorlog niet heeft overleefd. Zo zijn er velen en dat vind ik erg. Maar juist omdat het er velen zijn, zal ik de verheffing van meisje Frank tot bijna-heilige nooit begrijpen. Ik heb me in het verleden al eens druk gemaakt over dat gedoe met die kastanjeboom achter het Anne Frank Huis. Begreep ik ook geen reet van, pardon my French. Hoe meer er ge-AnneFrankt wordt, hoe meer het mij tegen de borst stuit. Ik voel een niet te onderdrukken behoefte me ertegen te verzetten.
Ook nogal bont maakt de Volkskrant het vanochtend met een stukje over die rotknikkers. Daarin citeert de verslaggever ene Sabine Parmentier van de Kunsthal: ‘Denk aan een klein truitje dat een moeder tijdens de oorlog maakte van gespaard hondenhaar voor een kind dat het koud had (…). Maar inderdaad, de knikkers van Anne zijn het topstuk’, aldus Parmentier.
Ik neem aan dat na het lezen van deze van weinig intelligente uitspraak ook bij u het licht is uitgegaan. Mag ik hopen dat een truitje van zorgvuldig opgespaard en bewaard hondenhaar, gebreid door een moeder die haar kind wil behoeden voor de straffe winterkou u meer doet dan een doos knikkers? Dat het een beeld oproept van armoede, honger, kou, moederliefde, overlevingsdrang, alles-uit-de-kast-voor-mijn-kind, dat het een beetje knaagt vanbinnen, dat het misschien zorgt voor een brok in uw keel? Gelukkig! Weg met die knikkers.

vrijdag 24 januari 2014

Toekomst

Foto: Hedwig Suurmeijer
Twee jaar geleden was het nog erg lastig om voor onze moeder een plekje in het verzorgingshuis te krijgen. Een besloten woongroep was voor haar het beste, maar daar moest je wel wat voor doen! Inmiddels is de situatie zo dat ouderen, gehandicapten en anderen die zorg nodig hebben het zo lang mogelijk zelf moeten uitzingen (lees: uitzoeken). De Volkskrant meldt vandaag dat er de komende jaren leegstand te verwachten is in de zorgcentra. Die geluiden hoor ik ook al in het oord waar mijn moeder vertoeft. Als ik alles kort samenvat, lijkt het erop dat de nabije toekomst er zo uitziet: mensen die normaal in een zorgcentrum zouden wonen blijven in hun huidige woning. Daar hebben ze allerlei aanpassingen en verzorging nodig: traplift installeren, drempels weg, aangepast sanitair, wandbeugels, tillift, rolstoel of rollator voor zover nog niet aanwezig, hulp bij het huishouden, de boodschappen, douchen en aankleden, steunkousen aandoen; medicatie toedienen, wonden verzorgen, incontinentiematerialen verwisselen etc. Dat zal niet een-twee-drie allemaal geregeld zijn, dus de eerste maanden (jaren?) zullen chaotisch verlopen waarbij mensen hulp moeten ontberen. Vraag is ook: wie gaat dat allemaal betalen en waarvan? Verder zullen er nieuwe, aangepaste huizen gebouwd moeten worden voor de 80-plussers van straks, want als de trend aanhoudt dan willen volgende generaties graag een woning die op al die ongemakken is voorbereid. De leegstand in de zorgcentra loopt intussen verder op waardoor personeel ontslagen moet worden omdat de budgetten niet meer sluitend te krijgen zijn. Immers, minder cliënten betekent ook minder eigen bijdragen Zorg en wonen. De gebouwen verpauperen terwijl de laatste bewoners daar hun laatste dagen slijten.

Als kind van oude ouders kan je natuurlijk zo’n ‘mobiele’ woning in je achtertuin laten takelen à raison van 130.000 euro, maar dat is dan weer niet voor iedereen weggelegd, omdat a) dat een hoop geld is voor de gemiddelde burger en b) niet ieders achtertuintje daarop berekend is. Daar komt bij dat de meeste kinderen van oude ouders zelf nog een flink aantal jaren mogen/moeten/willen werken en dus geen gelegenheid hebben hun ouders 24/7 in de gaten te houden. Er zal dus externe hulp ingekocht moeten worden (tegen die tijd ook alleen weggelegd voor de beter gesitueerden die een deel van hun geld al in die mobiele hut hebben gestoken). Resultaat van deze ondoordachte overheidsbesluiten is dat we een bovenlaag krijgen die zich zorg, middelen en aandacht kan permitteren en een ‘onderlaag’ die zit te verpieteren in een slecht aangepaste woning of drie maanden dood in huis ligt voordat de buren de vliegen op het raam opmerken.

Helaas is het zo dat overheidsbesluiten nou niet bepaald genomen worden door mensen die weten waar ze het over hebben, getuige de misstanden en onzinnige beslissingen die ofwel te veel geld kosten ofwel weer teruggedraaid moeten worden. Onze politici zijn voornamelijk types met een flinke profileringsdrang, de vaardigheid zich te presenteren en een fijn netwerk. Het zijn de lui die altijd weer boven komen drijven op basis van die drie kenmerken. Over inhoud, kennis en empathie zegt dat helaas niks.

Wie denkt dat het allemaal wel los loopt, mag dit stukje over vijf à tien jaar nog een keer nalezen. Ik wens u een gezegende toekomst en een potje pillen voor als het genoeg geweest is.