dinsdag 18 oktober 2016

Foto



Foto: Hedwig Suurmeijer, maart 2016

De foto hiernaast heeft niets met dit verhaal te maken. Het is zomaar een plaatje uit mijn privécollectie. Ik hecht eraan dit te vermelden. Het waarom wordt zo meteen vanzelf duidelijk.
We waren nog maar net terug van een fijne vakantie in Noord-Engeland toen er een mail binnenbliepte van een advocatenkantoor uit U.
Mevrouw de advocaat liet mij weten dat ik inbreuk had gemaakt op de rechten van haar cliënt, een beroepsfotograaf uit de randstad. In twee pagina’s brief en vier bijlagen werd mij verweten onrechtmatig gebruik te hebben gemaakt van een foto van cliënt en daarmee had ik hem zeer ernstige schade toegebracht, op meer dan één front. Het was bepaald geen milde brief. Eerst dacht ik nog even dat het een hoax was of een trucje van een louche oplichter. Dat zien we wel vaker voorbijkomen. Maar helaas, het was bloedserieus.
Wat was mijn zonde? In een blog van januari had ik een kleine foto gebruikt die ik via ‘Google afbeeldingen’ vond op de site van een overkoepelende organisatie voor grote supermarktketens. Ik noem geen namen. Bij dat fotootje van amper 300x200 pixels had ik keurig aan bronvermelding gedaan. Nergens op Google of op genoemde site vond ik een naam van de fotograaf. Wat mij betreft had ik dus mijn best gedaan met de bronvermelding. En, wie zou daar nu moeilijk over doen? Dat heb ik geweten.

Natuurlijk heb ik de foto onmiddellijk van mijn blogsite gehaald en in een keurige brief aan mevrouw en cliënt mijn welgemeende excuses aangeboden. Ik hoopte op een soepele oplossing. Eigenlijk hoopte ik op een sisser. Dat liep anders. Na een week of drie kwam het schikkingsvoorstel: met betaling van €600,- en naleving van een aantal bijbehorende voorwaarden zou het gevalletje de wereld uit zijn.

Ik heb betaald. Niet in de laatste plaats omdat enig zoekwerk op Google veel informatie opleverde over soortgelijke gevallen – zelfde advocaat, zelfde fotograaf. Had meneer de fotograaf mij zelf even gemaild, dan had ik uiteraard de foto onmiddellijk verwijderd, maar ik vermoed dat dit een extra inkomstenbron is. Slim, maar niet zo chic.
Ik heb niet alleen betaald, ik heb er ook van geleerd: ik gebruik nooit meer een foto van wie dan ook voor wat dan ook. Gelukkig kan ik zelf ook wel een aardig plaatje schieten.

* Om verder gedoe te voorkomen heb ik naam en vestigingsplaats van fotograaf en advocaat weggelaten. U begrijpt vast wel waarom.
** Ten overvloede: alle foto’s op deze blogpagina’s zijn door mijzelf gemaakt.

donderdag 28 januari 2016

Mandje

Foto: Hedwig Suurmeijer

Vandaag was het weer eens zover. Dat ik bijna mijn poten brak over zo’n verdomd trekmandje op wielen bij de blauwe super. Degenen die ze gebruiken zijn vrijwel zonder uitzondering jonge, enigszins hooghartige vrouwen die niet op of om kijken en al druk-druk-druk-uitstralend zo’n rotding achter zich voortslepen. Zien niks, horen niks. Ze blokkeren zonder gene het gangpad, crossen voor je langs zonder rekening te houden met hun aanhangsel of schampen nog net je hielen als ze achter je langs racen.

Wat is er mis met een gewoon mandje wat je aan je arm hangt (meestal zitten er namelijk maar een paar boodschapjes in de sleurversie) of een ouderwets karretje, wat beslist voor de omgeving een stuk prettiger is. Die karretjes vinden deze trend(s)hoppers natuurlijk nogal burgerlijk. Dat kan je ze dan weer niet kwalijk nemen, want dat is gewoon zo. Nou en? We moeten allemaal boodschappen doen en de meesten doen dat bij een super. Veel hipper kan je het niet maken.De oplossing moet dus van de super zelf komen. Mijn advies: doe de sleurmand in de ban, bedenk iets anders, introduceer het als trendy en wij andere trouwe boodschappers zullen u eeuwig dankbaar zijn.

vrijdag 10 april 2015

Joyce

Een kort verhaal
Ze is de straat nog niet uit of haar telefoon gaat. Verdomme. Auto aan de kant of al rijdend opnemen? Aan de kant dan maar. Onbekend nummer. ‘Ja, met Joyce, goedemorgen.’
‘Dag Joyce, zal ik jou vanavond eens lekker komen verwennen?’, een donkerbruine stem.  Ze rilt onwillekeurig.
‘Wie is dit, wat ben jij voor eikel?’, vraagt ze geërgerd.
‘Ja meisje, dat zou jij wel graag willen weten zeker?’
‘Dat zou ik wel willen weten ja. Rot op man.’ Ze drukt de telefoon uit en mikt hem op de passagiersstoel. ‘Klojo.’

Het is druk op de A2, maar om half elf rijdt ze Den Bosch binnen en een kwartier later zit ze achter de balie van het Noordbrabants Museum. Drie keer per week, een hele dag. Leuk werk, vindt ze. Je komt er allerlei aardige lui tegen en soms een paar zeikerds die korting willen maar geen museumkaart hebben. Of van die types, meestal oudere mannen, die opmerkingen maken in de trant van: ‘Zo, door u zou ik wel gegidst willen worden vanmorgen.’ Ze blijft altijd zakelijk en beleefd, maar kan die ouwe knarren soms wel schieten.
Om elf uur gaat de deur open en stromen de eerste bezoekers binnen. Er zijn sinds deze week twee nieuwe exposities: Dutch Design en contemporaine kunst. En de vaste Brabant-collectie trekt ook behoorlijk wat volk.
Nou, liever druk dan niks te doen, denkt ze.
Margje, haar collega, heeft een schoolklas weg te werken en moet praten als brugman om de jongelui te overtuigen hun rugzakken in de kluisjes te stoppen omdat ze er anders echt niet in mogen. ‘En m’n mobiel, mag die wel mee?’, vraagt een pukkelige slungel van een jaar of vijftien.
‘Ja, dat mag. Maar geen selfiesticks.’ Mopperend lopen de havisten achter hun leraar aan naar de kluisjes.
De eerste uren vliegen voorbij. Om half twee gaat Joyce even buiten op de binnenplaats zitten. De zon zit achter de wolken, maar het is er heerlijk. Lekker een boterham en een online-krantje. Na vijf minuten steekt Margje haar hoofd om de deur: ‘Joyce, telefoon voor je. Ik denk dat het je pa is. Hij zegt dat ie je mobiele nummer even niet bij de hand heeft.’
‘Ik kom eraan’, zegt ze en klopt de broodkruimels van haar witte jeans. Binnen neemt ze op: ‘Pap, ben jij dat?’
‘Nee schatje, ik ben het. Je verwenner.’ Weer die donkere stem. Ze schrikt ervan en moet zich beheersen om niet uit te vallen. Er staan tenslotte bezoekers voor de balie. Met een hoogrode kleur hangt ze op. Margje ziet het en vraagt: ‘Wat is er, was het niet je pa?’
‘Nee, ik vertel het straks wel.’
De meiden werken tot vijf uur door en gaan dan wat eten in een restaurantje aan de Binnendieze.
Als Margje ernaar vraagt, vertelt Joyce van de twee telefoontjes die dag. Ze was het alweer vergeten en zit er eigenlijk niet zo mee. Gewoon een gek. What’s new?
‘Nee joh’, zegt Margje, ‘je moet de politie bellen hoor. Dit is niet normaal. Hij weet dus gewoon waar je werkt. Ken je die stem echt niet?’
‘Nee, geen idee.’
Joyce belooft de volgende ochtend naar het politiebureau te gaan. Kan makkelijk voordat ze op haar werk moet zijn.

Om negen uur staat ze aan de balie van het politiebureau.
‘Sorry mevrouw, maar voor een aangifte moet u een afspraak maken.’ De vrouwelijke agent is vriendelijk maar beslist. ‘U kunt ook online aangifte doen.’
‘Nou, ik weet niet of ik aangifte wil doen. Ik wil gewoon praten over iets wat me is overkomen en wat niet goed voelt.’
‘Aha. We kunnen ook een afspraak bij u thuis maken op een rustig moment. Is dat wat?’
‘Ja, dat is misschien wel fijner.’
Joyce en de agente spreken af voor de volgende avond. De agente stelt zich voor als Marlies en zegt dat ze zelf komt, samen met een collega. ‘Wij werken altijd in teams als we op huisbezoek gaan.’
Joyce vindt het prima.

Om acht uur ’s avonds gaat de bel. Joyce doet open en laat Marlies en haar collega binnen. ‘Dit is John, mijn collega. Hij komt van bureau Rotterdam en werkt sinds vorige maand in Brabant.’ Joyce schudt handen en gaat de twee voor naar de woonkamer. Ze gaan aan tafel zitten. De agenten leggen hun petten op tafel en juist dan gaat Marlies’ telefoon.
Na een kort gesprekje verontschuldigt zij zich: ‘Sorry Joyce, ik moet meteen weg. Noodgeval. John neemt het van me over.’
Joyce laat Marlies uit en gaat weer aan tafel zitten.
‘Zal ik dan maar van wal steken?’, probeert ze luchtigjes.
‘Ja schatje, vertel jij maar eens waarmee ik je kan helpen.’

woensdag 4 februari 2015

Verloren



Foto: Hedwig Suurmeijer
Onlangs opperde iemand het onzalige idee om kinderen niet meer te leren schrijven, want ‘ze doen tegenwoordig alles op een tablet’. Ik moest onwillekeurig denken aan het gedonder rondom de rekentoets. Rekenen kunnen we niet meer. En met ‘we’ bedoel ik niet mijzelf. Enkele decennia geleden deed de rekenmachine haar intrede in het onderwijs. Dappere docenten probeerden het tij nog te keren, maar het was vechten tegen de bierkaai want waarom zou je je mooie hoofdje vermoeien met sommen als je het kunt intikken op een apparaatje dat vervolgens, zo hoop je dan, het juiste antwoord geeft.
Klein probleempje: hoe weet je of dat het juiste antwoord is, als je geen inzicht hebt in getallen en hoe die zich tot elkaar verhouden? Eén tikje op de ÷-toets in plaats van de x-toets en je krijgt een heel ander resultaat. Maar ja, dat zie je pas als je een fors aantal vierkante meters parketvloer tekort komt, bij wijze van voorbeeld.
Een ander stukje vooruitgang dat ik met huiver bekijk, is de snelle opkomst van de navigatiesystemen, al dan niet op je smartphone. Een uitkomst voor mensen die buiten hun eigen stad nergens de weg kunnen vinden, maar niet zo slim om iedere nieuwe chauffeur dan maar zo’n ding in de maag te splitsen. Het blijft toch handig om ook op een wegenkaart of plattegrond je bestemming te vinden. Al was het maar omdat die navigatie er wel eens mee ophoudt, langere tijd geen signaal kan vinden of gewoon uit je auto wordt gejat terwijl je in Andalusië net even op een terrasje zit. Paniek, hoe komen we nu bij ons volgende hotel? Zaten we nou in Turkije of in Spanje? (Dat zijn de ergste gevallen; ze bestaan echt.)
Grappig hoe wij ons vaak het hoofd breken over ‘oude’ beschavingen die tot grootse dingen in staat bleken. De piramides van Egypte, de beelden op Paaseiland en de Nazca-lijnen zijn maar een paar voorbeelden van zaken die wij proberen te doorgronden. Soms lukt dat, maar in veel  gevallen staan wij nog steeds verbijsterd aan de kant. De kennis en vaardigheden van die volken zijn compleet verloren gegaan.
Zo stel ik me voor dat over tweeduizend jaar de bewoners van deze aarde (ervan uitgaande dat er nog een aarde is en we niet alles al verkloot hebben) zich verwonderen over tekens op papier waarvan zij zich niet kunnen voorstellen hoe wij die ooit maakten en waar ze voor dienden. Als we dan ook nog – zoals sommigen willen – overgaan naar visueel ondersteund leren, waarbij steeds minder gelezen hoeft te worden, kunnen we straks én niet meer rekenen, én niet meer schrijven én niet meer lezen. Hoera voor de vooruitgang.
Voor de duidelijkheid: ik ben voorstander van nieuwe technologieën en dus ook van het gebruik ervan en ja, óók in de klas, maar laten we de kennis en vaardigheden die we de laatste millennia hebben verworven niet met het badwater weggooien.
The best of both worlds, niks mis mee.

maandag 12 januari 2015

Ergernissen



Het afgelopen halfjaar was het halfjaar van de ergernissen. Kleine en grote. Ik doe een greep, maar ik streef niet naar volledigheid.  

De onlinewinkel
In september viel er een betalingsherinnering van Bonprix binnen op naam van een mij onbekende mevrouw. Ik koop hooguit boeken online of een reis, maar nooit iets wat ik moet passen of terug moet brengen naar zo’n postNL-achtig verzendpunt. Ik was er dus zeker van dat die rekening hier niet thuishoorde. Bovendien heet ik geen Jovanny Zeegers, dat lijkt me duidelijk.
Na wat mailen met de klantenservice leverde dat wel vriendelijke retourmails op, maar geen actie van Bonprix. Dus na enige tijd en een tweede betalingsherinnering volgde een brief van Contentia, een Belgisch incassobureau. Die hielden dat een paar keer vol. We hebben de brieven braaf geretourneerd. Het is nu al enkele weken stil rond Bonprix en Contentia … 

De ANWB
Bij de ANWB ging er wat veranderen. Dat werd groots aangekondigd met een nieuw lidmaatschapsvoorstel voor mijn huisgenoot en mijzelf. Ons gezin bestaat uit twee mensen en twee auto’s. Dat was altijd best overzichtelijk, maar nu ineens niet meer. Partner wilde zijn nieuwe voorstel accepteren; ik wilde voor mijzelf iets anders. Niet zomaar willekeurig iets anders; nee, gewoon een vorm die de ANWB zelf aanbiedt. Daar hebben we een zestal telefoontjes aan gewijd, een tweet en een brief met duidelijk uiteengezet wat onze wensen zijn. Van de ANWB kregen wij een prettige hoeveelheid nieuwe voorstellen, brieven en facturen waarvan er niet één correct was. Uiteindelijk hebben we de laatste factuur in december betaald, al klopte de omschrijving nog steeds niet. Tweehonderdtwintig euro armer wachten we nu nog op onze ANWB-passen.

Het Fletcher-hotel
We boekten een weekendje Apeldoorn in een Fletcher-hotel. (Doe dit vooral nooit!) Leuke aanbieding, zag er goed uit, dicht bij Het Loo en fijne wandelmogelijkheden. Onze luxe tweepersoonskamer had een extreem hoog Oostblokgehalte: kaal, klein, minuscuul bed, geen plek voor je tassen of koffers, scheefhangende gordijnen, uitzicht op muren, trappen en buizen, één stoeltje, geen sfeer, etc. etc. Dus om een andere kamer gevraagd. Er werd moeizaam gezocht maar gevonden (bijbetalen a.u.b.). De nieuwe kamer was ruimer en moderner. So far, so  good. Het uitzicht was beroerd, maar omdat we plannen hadden om op pad te gaan, was dat niet zo erg. Minder leuk waren de geluiden ’s nachts. Nu ben ik al jaren van de oordoppen, maar sommige mensen kunnen daar niet mee slapen. En dat was precies hoe mijn partner de nacht doorkwam: klaarwakker. Wat een achterlijke herrie. Een continu gebrom dat van tijd tot tijd in overdrive ging. De dame aan de receptie wist het. “Ja, dat horen we wel vaker, maar daar kan ik nu niks aan doen.” Het bleek het afzuigsysteem van de keuken te zijn, dat – vreemd genoeg – ook ’s nachts volop draaide. Nadat Fletcher – niet volgens afspraak – ook nog kosten via de credit card incasseerde, was voor ons de maat vol.

Het Grand Café
Na een eerste rondje koffie met gebak voor vijf personen in het zorgcentrum van moeder, ging ik voor een tweede rondje. Nu graag koffie, thee en twee glaasjes water alstublieft, uit de kraan. Dat laatste was een probleem. Ik kon spablauw hebben volgens de dame aan de balie, maar ik wilde toch echt kraanwater – voor de mensen die tabletjes moesten innemen om twaalf uur. Toen ik daarna ook nog vond dat de halve glaasjes heet water voor de thee best wat voller mochten, werd het bijna een ordinaire ruzie. Ik kon het loeder wel over de toonbank trekken toen ze durfde suggereren dat water ook geld kost en dat ik dan maar dubbel moest betalen voor een volle theekop. De aanhouder won, en dat was ik. Maar toch, het was even niet meer zo gezellig.
 

Zomaar wat losse ergernissen, u kent ze wel. Gelukkig heb ik me voorgenomen me niet meer zo druk te maken. Deze maand staat de teller nog op nul. Dat belooft wat!
***
PS: de teller staat inmiddels op 1; na een info-middag in het zorgcentrum. Daarover misschien een andere keer.

maandag 22 september 2014

Waterzakken

Ik ben helaas uit mijn duikpak gegroeid. Dat betekent dus op zoek naar een nieuw pak en dat is dan weer leuk. Tijdens zo’n zoektocht op internet valt er heel wat te beleven en gelukkig ook te lachen. Of te huilen. Als ik me een tweede helaas mag permitteren: er zijn nog steeds internetondernemers die niet schromen Google Translate of een andere automatische vertaalfunctie te gebruiken. En dan gaat het goed mis.
Enfin, voor duikpakken ben ik een fan van het merk Mares – en dan met name de dameslijn. Dat noemen ze bij Mares She Dives. Een logische keuze. Voor de Flexa 8 millimeter resulteert dat al in de eerste regel in de fijne vertaling: ‘Merries Flexa 8.6.5 mm ze duiken’. Wat die paarden daar doen is me een raadsel en dat ze duiken geloof ik gewoon niet.

Nog wat mooie staaltjes kromspraak volgen na deze prachtige paardenintro. ‘(…) The Flexa past bij zijn het resultaat van een poging die bedoeld om te verkrijgen van de meest uiteenlopende combinatie van stoomboot, shorty en vest met slechts 5 items. (…)’ Ah, een stoomboot. Zijn we al in Sinterklaassferen of mis ik iets? Voor de niet-duiker: een steamer is gewoon een volledig duikpak met lange mouwen en idem pijpen. Een pak dus, dat je lekker warm houdt. Stomend warm bijna. :) Verder komen we in het artikel nog wat ‘dikte families’ tegen, ‘rits trekken met geïntegreerde fluitje’, ‘terug en voorzijde ritsen’ etc. etc. Ook de waterzakken fascineerden mij in: ‘Extra bescherming voor beter comfort wanneer duiken en ook minder lege ruimten voor verontrustende water zakken. ’Thuis noemden wij glazige piepers altijd waterzakken, maar ik neem aan dat er geen verontrustende aardappelen in de lege ruimten van het pak huizen. Gelukkig is onze kennis van het Engels nog voldoende om de ‘water pockets’ uit de oorspronkelijke tekst te herkennen. En dat zijn geen waterzakken en ook geen waterpokken!
Vooruit, ik doe er nog eentje omdat ie zo leuk is: ‘Terug en voorzijde ritsen met huid-op-huid rits zeehonden voor een superieure water barrière.’ Behalve duikende merries en stoomboten doen er ook zeehonden mee. Of zou je ‘seals’ misschien nog anders kunnen vertalen?? Verder weet deze website het zeker: ‘geen detail is over het hoofd gezien’ in de samenstelling van dit duikpak. Behalve bij de vertaling dan. Daar hebben we een paar details laten liggen.Voor wie geïnteresseerd is in de rest van de specificaties van dit sublieme duikpak: http://www.duikshoponline.nl/duikpakken/mares-flexa-865-mm-she-dives.html. Veel plezier ermee.

PS: elke suggestie dat ik door Mares gecompenseerd word voor deze reclame-uiting werp ik verre van mij :) If only ...

vrijdag 11 juli 2014

La Douce



Jarret de porc, hmmmm
Foto: Hedwig Suurmeijer

Onlangs waren we in Bretagne. Frankrijk is een fijn land. Bijna alle streken zijn mooi of hebben wel iets. De Fransen kunnen erg aardig zijn zoals wij merkten in Caen, waar wij – geheel bewust van de plek waar wij ons bevonden – met een plattegrondje in de hand vriendelijk werden aangesproken door een Caenaän/Caenees/Caenaer (?) die vroeg of wij de weg kwijt waren. Waren we niet, maar toch heel sympa van hem. Menig Nederlander grapt graag ‘Rare jongens, die Fransen’. Dat zal ik niet doen. Ik zal niet zeuren over ganzenlever of tripes. Moet je als Hollander gewoon niet bestellen. Het eerste niet omdat het onfatsoenlijk is als je dit anno nu nog durft, het tweede niet omdat wij dat doorgaans te goor voor woorden vinden. 
Na een lange, vermoeiende dag besloten wij in het gehucht van onze keuze bij de plaatselijk goed bekend staande campingbistro (er was maar één eetgelegenheid open) iets te eten. Veel mossels op de kaart, maar helaas blieven wij dat allebei niet. Da’s jammer, want het ziet er altijd zo gezellig uit. Enfin, een faux filet voor mijn partner en een jarret de porc pour moi. Navraag bij de kok overtuigde mij ervan dat ik een schouderkarbonaadje bestelde. Helaas was mijn Frans nèt niet goed genoeg om te voorkomen dat er een hele varkensschouder arriveerde. Met een stalen gezicht heb ik daar de magere stukjes vlees uit gepeuterd. Niet echt iets om nog een keer te doen.
Qua etenstijden moet je als toerist geen spatjes hebben.Tussen pakweg half drie en zeven uur is er nergens een fatsoenlijke hap te krijgen. Da’s economisch gezien niet heel slim van de Fransen. Na een boottocht langs de Sept Îles hadden zowat alle 200 passagiers trek in iets te eten. Maar meer dan een ijsje of een in de magnetron opgewarmde crêpe was er niet. Er werd zonder enige schaamte ‘nee’ verkocht. Dat moet daar zowat dagelijks gebeuren. Kan me voorstellen dat het rendabel wordt de kok maar niet naar huis te sturen tussen drie en zeven.


Het verkeer is een verhaal apart. Heb je geen voorrang, dan zeggen de Franse verkeersborden dat zó: vous n’avez pas la priorité, priorité à droite of cédez le passage. In alle andere gevallen mag je het zelf uitzoeken. De regel lijkt dan: verkeer op de hoofdweg heeft voorrang, maar dat is maar afhankelijk van welke Fransoos er de hoek om komt. Als wandelaar kom je best aan je trekken. Het stikt er van de randonnées die ze ook balades, sentiers, circuits of chemins noemen. Da’s voor het gemak van de buitenlanders. Die wandelpaden zijn niet fijn bewegwijzerd. Het begint vaak goed, maar ergens na een kilometer of wat verdwijnen de borden of paaltjes of wijzen ze een kant op die niet kan kloppen. Soms is er een halverwege afgesloten met de opmerking: Passage interdit, danger de mort. Daar zou beter stik de moord kunnen staan, want hoe je dan verder moet … inderdaad, dat mag je zelf uitzoeken. 
De. Taal. Is. Niet. Makkelijk. When in Rome etc. Dus moeten wij natuurlijk eigenlijk ons verrotte best doen om in ons allermooiste schoolfrans onze dingetjes te doen. Dat gaat best redelijk (met uitzondering van de varkensschouder). Maar toch. De hele wereld doet moeite om een gegidste tocht in minstens twee talen aan te bieden. Zo niet les Français. Als gids tweeënhalf uur volcontinu Frans ratelen op een zeer toeristisch boottripje vind ik wel zo’n beetje de grootste minachting van je gasten.
Maar … we houden nog steeds van Frankrijk.