zaterdag 3 april 2010

Niet voor de poes

Wij hebben een poes. (Nee, dit wordt geen Carmiggelt of Campert.) In oktober wordt ze twaalf. Ongeveer oktober, want helemaal precies weten we het niet. Haar geboortebewijs zat er niet bij, die twaalf jaar geleden. Poes Kiki is een duur portret. Ze lust alleen nog Sheba; alle andere prakjes van appie heijn, super de b. en andere kattenvoerproviders vindt ze niet te vreten. En, ze lust niet elke Sheba-hap, maar alleen die met lam en kip; reepjes graag, geen paté. Dankuwel.

U voelt het: poes is een persoonlijkheidje. Verder brengt haar bestaan nog wat andere uitgaven met zich mee. Elke keer als wij met vakantie gaan, gaat zij ook. Naar het kattenhotel, à zeven euro per dag. Wij zijn nogal eens op pad, en soms ook langdurig, dus bij onze vakantiekosten tellen we altijd zo’n honderd tot tweehonderd euro kattenhotel op. Ze is doorgaans niet heel erg blij met haar vakanties en zet steevast haar klauwen in de kattenhotelier, die gelukkig wel wat gewend is. Om daar te mogen vertoeven, moet poes ingeënt zijn. Elk jaar een cocktailtje. Een wormenkuur doen we er voor het gemak ook nog bij; better safe than sorry. Zo’n bezoekje loopt al gauw op tot een tientje of zes, zeven.
Ik ga niet rekenen, want dan schrik ik, maar u begrijpt dat die tweeënhalve kilo kat (het is maar een kleintje) een fikse duit kost. Maar er zijn grenzen.


Vorig jaar was ik voor de jaarlijkse controle weer in de dierenkliniek. Dit keer in de vestiging een dorp verderop, want de afspraak in ons eigen dorp moest ik annuleren. Poes liet zich niet op tijd vangen en was ‘m gesmeerd. Enfin, naar het volgende dorp dus. De dierenarts (v) liet me binnen en begon poes te bekijken, bevoelen en beluisteren. Hoort erbij voor die prijs. Met de stethoscoop in haar oren en het andere uiteinde tegen poes heur borstkasje sprak de dierenarts de historische woorden: “Weet u dat uw poes een hartruisje heeft?” Ik keek haar meewarig aan: “Nee, nooit eerder gehoord. Goh!” Veel meer viel er volgens mij niet over te zeggen. Maar dat had ik mis. “Daar kunnen we wel wat aan doen hoor! U kunt een afspraak maken in onze andere kliniek voor een scan en een röntgenonderzoek. Dan stellen we een diagnose en kunnen we zien hoe verder.” Ik trok mijn wenkbrauwen eens op. Dat leek me niks. Dat ging ik vertellen. “Mevrouw, ik ben realist. Poes is een dier, we zorgen goed voor haar. Maar, ze is elf en als ze op is, is ze op.” Nog was ik niet klaar met de dierenvriendin. “Ja, maar dat willen we toch zeker zo lang mogelijk uitstellen?” Haar blik begon al wat te verharden. Ze had hier kennelijk te maken met een harteloos bazinnetje die geen euro teveel aan haar huisdier wilde spenderen. Ik trok vijf minuten later de deur achter me dicht met een ingeënte poes, een wormenkuur, een folder over hartonderzoek bij poezen en een paar priemende ogen in mijn rug. “Ik zal er eens over nadenken, dan hoort u het wel van me.” De folder heeft het niet erg lang gemaakt hier in huis.

Poes rent een klein jaar na dato nog als een razende schicht door huis en tuin en heeft onlangs de allang afgeleerde gordijnenklimtruc weer nieuw leven ingeblazen. Ze racet de buffetkast op, springt via containers, tafels, schuurdeuren en schuttingen de tuin uit en beloert en bejaagt alle vogels, groot en klein. Hartruisje? Handicap hoor!

Eergisteren zag ik een itempje bij het nieuws en gisteren in de krant: chemokuur en bestraling voor huisdieren met kanker. U begrijpt zeker wel hoe ik daar over denk?