dinsdag 4 februari 2014

Knikkers

Gisteravond ging bij mij het licht uit. Figuurlijk dan. Journalistiek Nederland is volgens mij van God los. Wanneer het achtuurjournaal de knikkers van Anne Frank nieuwswaardig vindt, nee erger nog, de knikkers van Anne Frank tot belangrijkste nieuwsitem verheft, dan geef ik het op. Ik heb niks tegen Anne Frank, want dat mag niet. Dan krijg je naast Leon de Winter de rest van de Anne Frank-fans op je dak. Maar ik heb ook niks mét Anne Frank. Voor mij is ze een Joods meisje dat treurig genoeg de oorlog niet heeft overleefd. Zo zijn er velen en dat vind ik erg. Maar juist omdat het er velen zijn, zal ik de verheffing van meisje Frank tot bijna-heilige nooit begrijpen. Ik heb me in het verleden al eens druk gemaakt over dat gedoe met die kastanjeboom achter het Anne Frank Huis. Begreep ik ook geen reet van, pardon my French. Hoe meer er ge-AnneFrankt wordt, hoe meer het mij tegen de borst stuit. Ik voel een niet te onderdrukken behoefte me ertegen te verzetten.
Ook nogal bont maakt de Volkskrant het vanochtend met een stukje over die rotknikkers. Daarin citeert de verslaggever ene Sabine Parmentier van de Kunsthal: ‘Denk aan een klein truitje dat een moeder tijdens de oorlog maakte van gespaard hondenhaar voor een kind dat het koud had (…). Maar inderdaad, de knikkers van Anne zijn het topstuk’, aldus Parmentier.
Ik neem aan dat na het lezen van deze van weinig intelligente uitspraak ook bij u het licht is uitgegaan. Mag ik hopen dat een truitje van zorgvuldig opgespaard en bewaard hondenhaar, gebreid door een moeder die haar kind wil behoeden voor de straffe winterkou u meer doet dan een doos knikkers? Dat het een beeld oproept van armoede, honger, kou, moederliefde, overlevingsdrang, alles-uit-de-kast-voor-mijn-kind, dat het een beetje knaagt vanbinnen, dat het misschien zorgt voor een brok in uw keel? Gelukkig! Weg met die knikkers.