vrijdag 11 juli 2014

La Douce



Jarret de porc, hmmmm
Foto: Hedwig Suurmeijer

Onlangs waren we in Bretagne. Frankrijk is een fijn land. Bijna alle streken zijn mooi of hebben wel iets. De Fransen kunnen erg aardig zijn zoals wij merkten in Caen, waar wij – geheel bewust van de plek waar wij ons bevonden – met een plattegrondje in de hand vriendelijk werden aangesproken door een Caenaän/Caenees/Caenaer (?) die vroeg of wij de weg kwijt waren. Waren we niet, maar toch heel sympa van hem. Menig Nederlander grapt graag ‘Rare jongens, die Fransen’. Dat zal ik niet doen. Ik zal niet zeuren over ganzenlever of tripes. Moet je als Hollander gewoon niet bestellen. Het eerste niet omdat het onfatsoenlijk is als je dit anno nu nog durft, het tweede niet omdat wij dat doorgaans te goor voor woorden vinden. 
Na een lange, vermoeiende dag besloten wij in het gehucht van onze keuze bij de plaatselijk goed bekend staande campingbistro (er was maar één eetgelegenheid open) iets te eten. Veel mossels op de kaart, maar helaas blieven wij dat allebei niet. Da’s jammer, want het ziet er altijd zo gezellig uit. Enfin, een faux filet voor mijn partner en een jarret de porc pour moi. Navraag bij de kok overtuigde mij ervan dat ik een schouderkarbonaadje bestelde. Helaas was mijn Frans nèt niet goed genoeg om te voorkomen dat er een hele varkensschouder arriveerde. Met een stalen gezicht heb ik daar de magere stukjes vlees uit gepeuterd. Niet echt iets om nog een keer te doen.
Qua etenstijden moet je als toerist geen spatjes hebben.Tussen pakweg half drie en zeven uur is er nergens een fatsoenlijke hap te krijgen. Da’s economisch gezien niet heel slim van de Fransen. Na een boottocht langs de Sept Îles hadden zowat alle 200 passagiers trek in iets te eten. Maar meer dan een ijsje of een in de magnetron opgewarmde crêpe was er niet. Er werd zonder enige schaamte ‘nee’ verkocht. Dat moet daar zowat dagelijks gebeuren. Kan me voorstellen dat het rendabel wordt de kok maar niet naar huis te sturen tussen drie en zeven.


Het verkeer is een verhaal apart. Heb je geen voorrang, dan zeggen de Franse verkeersborden dat zó: vous n’avez pas la priorité, priorité à droite of cédez le passage. In alle andere gevallen mag je het zelf uitzoeken. De regel lijkt dan: verkeer op de hoofdweg heeft voorrang, maar dat is maar afhankelijk van welke Fransoos er de hoek om komt. Als wandelaar kom je best aan je trekken. Het stikt er van de randonnées die ze ook balades, sentiers, circuits of chemins noemen. Da’s voor het gemak van de buitenlanders. Die wandelpaden zijn niet fijn bewegwijzerd. Het begint vaak goed, maar ergens na een kilometer of wat verdwijnen de borden of paaltjes of wijzen ze een kant op die niet kan kloppen. Soms is er een halverwege afgesloten met de opmerking: Passage interdit, danger de mort. Daar zou beter stik de moord kunnen staan, want hoe je dan verder moet … inderdaad, dat mag je zelf uitzoeken. 
De. Taal. Is. Niet. Makkelijk. When in Rome etc. Dus moeten wij natuurlijk eigenlijk ons verrotte best doen om in ons allermooiste schoolfrans onze dingetjes te doen. Dat gaat best redelijk (met uitzondering van de varkensschouder). Maar toch. De hele wereld doet moeite om een gegidste tocht in minstens twee talen aan te bieden. Zo niet les Français. Als gids tweeënhalf uur volcontinu Frans ratelen op een zeer toeristisch boottripje vind ik wel zo’n beetje de grootste minachting van je gasten.
Maar … we houden nog steeds van Frankrijk.